Emmanuel LOOTEN, dichter

Emmanuel LOOTEN (1908-1974)

Emmanuel LOOTEN is een dichter geboren op 6 november 1908 in Sint-Winoksbergen en daar gestorven op 30 juni 1974.

Hij publiceert in zijn leven heel wat werken: theaterstukken, literaire en artistieke kritieken maar vooral dichtbundels.

Emmanuel LOOTEN schrijft zijn hele leven over zijn geboortestreek, Vlaanderen. Hij publiceert meer dan 80 dichtbundels en essays. Hij mag gezien worden als een van de allergrootste dichters uit het Frans-Vlaamse grondgebied.

Zijn teksten zijn niet altijd makkelijk op de kop te tikken. De oplage was niet groot maar andere grote kunstenaars hebben hun appreciatie laten kennen. Het werk van Looten verdient een fijne (her)ontdekking. Een greep uit het oeuvre: « Op Klokkendroom », « Aan de Oevers van mijn Lijf », « De Saga van Heer Haelewyn », « Vlaamse Liturgie », « Nada » …

Hij kreeg, naast andere prijzen, in 1946 de Grand Prix des Lettres de la Société des Sciences et des Arts van Rijsel en de Prix Verlaine in 1948, deze laatste prijs kreeg hij van de Société des Poètes Français (zijn Franse collega’s) voor het werk ‘Opera Fabuleux’.

 

Hieronder twee gedichten van deze grote vlaamse dichter met als onderwerp zijn geboortestad:

Sint Winoksbergen

Mijn Noorden ijzerkoud

Onze hemelen zichtbaar onzacht

En toch: hun bleekheid is als teder porselein

Ik zie die oude, dode kaaien, kanalen groen als gras

Kasseien, verwrongen trots van mijn stad

Verstrikt binnen die machtige ommuring

Mijn streek wordt edeler door wat ze heeft geleden

Geen winnaars, doch. Mijn regio wacht. Met kracht.

Mijn Vlaanderen: harte-warm. 

                      (vertaling: Dirk Verbeke – met toelating van de vertaler)

 

Mijn stad is mijn vreugd
Bergen, nobele stad, symbool van Vlaanderen

in het hart van de velden, uitgestrekt en vruchtbaar,

waar ruwe winden met moerasgassen spelen

waar stormen schreeuwen langs het belfort

om zich net voorbij de vlakte in zee te gooien.

De huizen plooien zich in de richting van de stenen

zachte dakpannen, rietkragen en kleuren schakeren

en zo daalt een waterval evenwichtig over de vlakte

en over resten van mystieke abdijen, kerken

en andere monumenten die de oorlog hebben overleefd.

De ruwe vesting rond de oude steden,

doorboord door memorabele poorten

blazen met mijn stad een rosse avond uit.

Het land herinnert zich de glimmende gloed,

de gouden zonnestralen lichten de schreeuw van de muren

die tragisch uitdijt in purperen tinten.  

En dan gaan ze slapen, de vogel en de straat,

zilvergrijs stompt de vreemde Nekerstorre af…

Elke blije schaduw vertelt een fier verleden.

Fabuleuze reuzen dwalen door de stilte…